Venetië zien en sterven
Thomas en
Komkom
Er waren eens twee kerstgroenten. Thomas
was een tapastomaatje en Komkom was een kaskomkommer. Ze zouden geserveerd
worden op het eindejaarsfeestje van de vrienden van Freddy Vince en Venice
Dolores.
Komkom lag te wachten op de snijplank op het
aanrecht. Iedere keer als hij naar het blanke staal van het snijmes keek, brak
het zweet hem uit. De angst onttrok steeds meer parelend vocht uit zijn mooie,
groene blinkende vel. Hij had vernomen dat de gasten om zes uur in de avond
zouden aankomen. Het was al vijf voor, waarom duurde het zo lang?
Wel…Vlak voordat de gasten kwamen werkten Vince en Venice een hitsig acrobatisch nummertje uit op de keukentafel. Thomas lag helemaal on top in de slakom van de gourmetsalade boven het hoofd van Venice.
Door de
uithalen van het roombotergeile koppel wipte Thomas per ongeluk uit de schaal
en hij rolde stuiterend over de kamervloer tot in de bloempot van de kerstboom.
Als door een wonder werd hij de dag erna gered door Venice die hem naast de
onversneden kerstkomkommer in de ijskast zette.
#
‘Die nieuwe vriendin van
Vince is me toch wel een hete bliksem,’ zegt de kerstkomkommer tegen de
kersttomaat. ‘Ze zijn helemaal twentie-twentie. Zelfs hun namen passen bij
elkaar als twee helften van een kwartje.’
‘Wat je
zegt is een understatement, Komkom. Ik gun het hen beiden, maar toch kan ik me niet
van de indruk ontdoen dat er iets raars met haar aan de hand is.’
‘Hoezo?’
‘Vrouwen
eten doorgaans meer groenten dan mannen. Het is abnormaal dat wij hier nu nog steeds
onaangeroerd liggen.’
‘Thomas,
houd op.’
‘Ze
heeft bloemkoolbillen, Komkom.’
‘So
what? Alle gezonde vrouwen hebben wel wat sinaasappelhuid. Een beetje
cellulitis is toch niet zo erg? Ik geef toe, ik heb het niet van dichtbij
meegemaakt. Mijn point of view was net iets anders dan dat van jou. Ik lag op
het aanrecht toen ze het deden.’
‘Komkom,
er is nog iets dat ik je nog niet eerder heb verteld. Toen Venice mij uit de
kerstboombloempot haalde deed ze iets heel erg vreemds. Komkom: ze slurpte de
potaarde eruit. Echt.’
‘Thomas,
je raaskalt. Jij wilt alleen maar interessant doen. Venice is een heel gewone
vrouw met uitmuntend mooie benen.’
‘Heb jij haar billen van dichtbij
gezien dan? Ben jij soms in de kerstboombloempot beland? Laten we deze koelkast
verlaten, Komkom, dan zal ik het je laten zien.’
‘Thomas,
dat kan niet. Wij zitten hier opgesloten.’
‘Wedden
van wel?’
Thomas slingert zich naar
de mayonaise. Vervolgens wentelt hij de pot naar de koelkastdeur. Er klinkt een
smak. Olie en scherven spatten in het rond. De verlepte sla is te slap om te
gillen. In een klap is het universum van de twee kerstgroenten vele keren
groter geworden. De deur is open.
Komkommer
is sprakeloos.
‘Smaaktomatenkrachtkaraté.
Ik ben een powerfood,’ grijnst Thomas, nu geweldig appetijtelijk blozend van de
inspanning. ‘Kom, laten we gaan. Hier staan we toch maar mooi uit te drogen. Zo
beleven we nog eens wat.’
Ze laten zich elastisch op
de grond glijden alsof ze deelnemers van het internationale groententurnteam
zijn en ze rollen naar de woonkamer waar de bloempot van de kerstboom staat.
‘Kijk dan,
Komkom!’
‘Jezus,
God, allemachtig: het is waar! Alle potaarde is er uit.’
‘Laten
we de andere bloempotten eens bekijken,’ zegt Thomas en samen rollen ze verder
door de woonkamer, van de kerstboom naar de goudpalm, van de palm naar de
sanseveria, van de sanseveria naar de drakenbloedboom dichtbij de port-fenêtre
van de achtertuin.
‘Jawel,’
zegt Komkom. ‘Dit is toch een beetje vreemd. Alle aarde is uit de plantenpotten
verdwenen. Denk je echt dat zij… ?’
‘Ik
veronderstel van wel,’ zegt Thomas.
En dan zien ze de vrouw in
de tuin.
‘Kijk!
Ze staat in de zandbak!’
‘Ow, Ik
ben gek op korte rokjes.’
‘Komkom,
je kwijlt, arme jongen.’ Thomas heeft zin om hem een klap te verkopen. In
plaats daarvan trakteert hij zijn vriend op zijn meest afschuwelijk meewarige
blik.
Het
schuifraam staat open. Gelukkig maar. Het kost hen wat moeite om over de
drempel heen te raken. Dan rollen ze zich over de tegels van het terras, daarna
over het grasveld tot ze op relatief veilige gluur-afstand zijn.
‘Kijk!
Ze is de zandbak aan het uitlikken!’ Thomas wordt nog roder dan gewoonlijk. De
opwinding van deze ontdekking bezorgt zijn tomatenvelletje zelfs een bijna
zwarte glans. ‘Zie je wel: het is een aarde-eetster, Komkom!’
‘Nee,
maar,’ zegt Komkommer verbouwereerd. ‘En Yak. Wat vies! Ze heeft toch
bloemkoolbillen. De binnenkanten van haar dijen glooien erger dan de kronkelende
straten van Venetië. Thomas, dit is geen celluliet meer, dat-dit is
er mijlenver over. Getver.’
‘O nee!’
Thomas stuitert nu bijna op en neer als een rode pingpongbal. ‘Komkom, ze heeft
geen slipje aan!’
‘Je
hebt gelijk, Thomas: Venice is abnormaal. Geen enkele vrouw bezit zulke blankgeribde
bloemkoolbillen, en al zeker niet waartussen zo een grote kokosnoot kan blijven
hangen.’
#
Doordat de kerstgroenten
opgaan in de wonderlijke flow van het moment zien ze niet dat ook zij worden
bespied.
Twee groente-arenden
hebben het op hun sappig lijfje voorzien. Thomas en Komkom worden gesnapt in
een geruisloze vlucht.
En ze leven niet meer zo
lang en ze sterven gelukkig als eervol wintervogeltjesvoedsel.
#
Ze worden onmiddellijk
toegelaten tot de groentenhemel. Ze hebben geleefd, ze hebben niemand kwaad
berokkend, ze hebben liefgehad. En als kers op de taart hebben ze een bijzonder
buitengewoon verhaal te vertellen. Venetië zien en sterven is een bonus voor permissie.
Er zijn wel grotere zondaars in de groentenhemel geweest.
(Zoals die duivelse keer
met de vijf foute asperges, het bundeltje onaangepast onwelriekende
basilicumkruid en de moorddadig Mexicaanse kievitsbonen. Maar dat is een
verhaal voor een andere jaarwissel. )