Thursday, November 21, 2019














Ik ben opgestaan vandaag. Dit keer zonder paniek. Zonder precies te weten waarom tikte ik me uit de vrieskoffer. Het was een vet-impuls, denk ik. Mijn vetreserves zijn altijd al te klein geweest. Ze hebben dat genetisch vastgesteld. Ik heb te weinig opslagcellen. Sommige mensen zijn als beren, enkelen als schildpadden, ik ben misschien een soort bosmarmot.
Terwijl de anderen rustig verder sliepen, stommelde ik het slaapvertrek uit om de keuken op te zoeken. De algendrankjes uit de koelkast liet ik links liggen. De havermout leek me een beter idee. Met behulp van wat melkpoeder en wat suiker maakte ik er een papje van. Ik at tot ik warm werd.
Toen ik me voldoende gesterkt voelde, trok ik naar de computerkamer. Ik schrok toen ik de data raadpleegde. Nooit gedacht dat ik het zeventig lichtjaren zou kunnen uithouden zonder eten of drinken, een persoonlijk record! Nog dertig lichtjaren te gaan voor we onze bestemming zouden bereiken.
Ik moest terug. Als je tussen twee bestemmingen in wakker wordt, is er maar zuurstof voor een uur. Ik kan niet verklaren waarom het me onverschillig liet hoeveel tijd ik nog kon ademen. Misschien was ik op zoek naar zingeving of op z’n minst een reden voor mijn bestaan. Je bent behoorlijk groggy als je na enige jaren wakker wordt in een ongekend magnetisch veld. Het is een aanslag op bioritme en oriĆ«ntatie, je spieren werken nauwelijks mee, en het stelt de startup van je brains behoorlijk op de proef. Het was een wonder dat ik wist wie, wat en waar ik was. Mijn impulsen stuurden me naar de databank. De zoekmachine schonk me een fotoalbum van ons team. Gezichten en namen vulden mijn herinneringen. Wat ik in mijn geest beleefde stak schril af met de kille stilte in de computerkamer. Nu wist ik weer waarom ik terug moest naar de slaapvrieszaal. Over dertig jaar zouden we weer samen zijn. Het zijn altijd mensen. Mensen waar we voor leven of sterven, of door vuur of ijs willen gaan. De gedachte riep de dichter in me op.  Ik surfte naar het logboek en schreef er een haiku in: 
“Dertig lichtjaren
Eenzaamheid en duisternis
Korte dag van hoop”
Het typen van de woorden ging vlot, maar toen ik opstond zakte ik door mijn benen. Ik voelde me genoodzaakt om me al kruipend voort te bewegen. Door een raampje zag ik een verbuiging van de sterren. Misschien naderden we een transitie-zone of waren we dicht bij een deformatiedriehoek. Het kostte me wat moeite, maar de hoop op weerzien gaf me perspectief en dat maakte dat ik het kon opbrengen om me in de smalle, koude bewaarkist te hijsen. Vlak voordat ik me voelde bevriezen bedacht ik dat de afwas er nog stond. Daar was de dag helaas te kort voor geweest.





No comments:

Post a Comment