Ik ben opgestaan vandaag. Dit keer zonder paniek. Zonder precies te weten
waarom tikte ik me uit de vrieskoffer. Het was een vet-impuls, denk ik. Mijn
vetreserves zijn altijd al te klein geweest. Ze hebben dat genetisch
vastgesteld. Ik heb te weinig opslagcellen. Sommige mensen zijn als beren, enkelen als schildpadden, ik ben misschien
een soort bosmarmot.
Terwijl de anderen rustig verder sliepen, stommelde
ik het slaapvertrek uit om de keuken op te zoeken. De algendrankjes uit de
koelkast liet ik links liggen. De havermout leek me een beter idee. Met behulp
van wat melkpoeder en wat suiker maakte ik er een papje van. Ik at tot ik warm werd.
Toen ik me voldoende gesterkt voelde, trok ik naar de
computerkamer. Ik schrok toen ik de data raadpleegde. Nooit gedacht dat ik het
zeventig lichtjaren zou kunnen uithouden zonder eten of drinken, een
persoonlijk record! Nog dertig lichtjaren te gaan voor we onze bestemming zouden
bereiken.
Ik moest terug. Als je tussen twee bestemmingen in
wakker wordt, is er maar zuurstof voor een uur. Ik kan niet verklaren waarom
het me onverschillig liet hoeveel tijd ik nog kon ademen. Misschien was ik op
zoek naar zingeving of op z’n minst een reden voor mijn bestaan. Je bent
behoorlijk groggy als je na enige jaren wakker wordt in een ongekend magnetisch
veld. Het is een aanslag op bioritme en oriƫntatie, je spieren werken
nauwelijks mee, en het stelt de startup van je brains behoorlijk op de proef.
Het was een wonder dat ik wist wie, wat en waar ik was. Mijn impulsen stuurden
me naar de databank. De zoekmachine schonk me een fotoalbum van ons team. Gezichten
en namen vulden mijn herinneringen. Wat ik in mijn geest beleefde stak schril
af met de kille stilte in de computerkamer. Nu wist ik weer waarom ik terug
moest naar de slaapvrieszaal. Over dertig jaar zouden we weer samen zijn. Het zijn
altijd mensen. Mensen waar we voor leven of sterven, of door vuur of ijs willen
gaan. De gedachte riep de dichter in me op.
Ik surfte naar het logboek en schreef er een haiku in:
“Dertig
lichtjaren
Eenzaamheid
en duisternis
Korte
dag van hoop”
Het
typen van de woorden ging vlot, maar toen ik opstond zakte ik door mijn benen.
Ik voelde me genoodzaakt om me al kruipend voort te bewegen. Door een raampje
zag ik een verbuiging van de sterren. Misschien naderden we een transitie-zone
of waren we dicht bij een deformatiedriehoek. Het kostte me wat moeite, maar de
hoop op weerzien gaf me perspectief en dat maakte dat ik het kon opbrengen om me
in de smalle, koude bewaarkist te hijsen. Vlak voordat ik me voelde bevriezen
bedacht ik dat de afwas er nog stond. Daar was de dag helaas te kort voor
geweest.
No comments:
Post a Comment