Er was eens een prinses die eenzaam en alleen woonde in een paleis. Men
beweerde dat het kwam omdat ze alle huwelijkskandidaten een voor een had
afgewezen en daarna haar personeel en haar familie de laan uit had gestuurd.
Maar daar was niets van aan. Toch ging het verhaal zo de wereld rond. Dat is
meestal zo wanneer je maar een kant van het verhaal hoort.
Vooreerst had ze nooit een deftig huwelijksaanzoek gekregen. Ten tweede
hield ze van haar familie en haar personeel. En ten derde: Prinses Eulalie was
een door en door goed mens. Naast haar leven op het paleis was ze ook
verpleegster.
Ze zorgde heel goed voor haar patiënten die in de stulpjes rondom het paleis
woonden. De meesten van hen waren grote sukkelaars omdat ze in de oorlogen van
de koningen hadden moeten vechten, ze misten een oog, een been of een arm.
Velen van hen waren hun gezond verstand verloren en waren een beetje gek tot
zeer krankzinnig, sukkelden met PTTS en andere angsttrauma’s, de nasleep van de
onzichtbare wonden die een oorlog altijd met zich meebrengt.
Op een dag besloot ze dat ze een boek wou schrijven over de gevolgen van
de voorbije oorlog zodat niemand ooit meer oorlog zou willen voeren. En toen
gebeurde er iets vreemds. Alle mensen in het paleis werden ineens onzichtbaar.
En wat nog straffer was: de onzichtbaren praatten alleen nog over haar. Ze vertelden
gemene dingen die waar waren en gemene dingen die geen waar waren. Ze werd er
gek van. Soms probeerde ze zich te mengen in het gesprek, maar daarop kreeg ze
alleen maar hoongelach als antwoord op.
De onzichtbaren haalden klopgeestgrapjes met haar uit. En vanaf toen ging
het van kwaad naar erger. Ze beperkten zich namelijk niet tot haar alleen als
slachtoffer. De patiënten waren gemakkelijk gek te krijgen, want ze waren
namelijk al een beetje gek. En in plaats van vooruit gingen de patiënten steeds
maar achteruit. Het werd zo erg dat een van hen niet meer wilde leven. Het
eindigde in zelfmoord. De prinses probeerde het kwaad zoveel mogelijk te
beperken, maar de onzichtbaren deden verder met hun gepest. De zelfmoorden
onder de ongelukkige oorlogsslachtoffers namen maar toe.
De prinses kwam nooit toe aan het schrijven van haar boek. Maar ze wist
wel een mooi verhaal neer te pennen. Ze had het laten lezen aan de laatste
oorlogsheld. Het was nog niet helemaal af. De eenogige man gaf het met een glimlach
terug aan haar vooraleer hij de wereld verliet. ‘Dit was zo mooi dat ik nergens
bang meer voor ben.’
De onzichtbaren waren geïntrigeerd door de laatste zin die deze man had
uitgesproken en ze wilden het verhaal ook wel eens te lezen krijgen. Ze waren
namelijk allemaal erg bang van elkaar en ze wilden zeer graag weten hoe ze zich
daartegen konden wapenen. Daarom werden ze een voor een, allen weer zichtbaar.
Maar ze waren te laat. Ze kregen het verhaal nooit te lezen. De prinses werd
overvallen door een hersentumor die zich razendsnel uitzaaide over alle organen
van haar lichaam. Ze kon het verhaal niet meer afwerken en ze zou weldra sterven
als de allerlaatste gutmensch ter wereld.
Nu kun je wel zeggen dat dit geen goed einde voor een sprookje is. Maar
van haar kant bekeken was het dat juist wel.
Waarschijnlijk kwam het door de tumor dat ze haar kwelduivels eindelijk
zag zoals ze waren: doordrongen van lelijkheid en egoïsme. De liefde die zij
liefde noemden verwarden zij met macht en medelijden begrepen zij als
leedvermaak. Ze leken op mismaakte varkentjes met hun valse, dichtgeknepen
oogjes, hun spitse snuitjes en uitstekende hoektandjes.
Toen ze hen gezien had zoals ze waren, besefte ze dat ze haar verhaal
nooit zouden begrijpen en dat er geen plaats meer was voor goedheid op de
wereld. Het eerste deeltje dat ze reeds geschreven had, at ze op, versnipperd
in een bord vanillepap, gekruid met wat arsenicum. De zwijnen zouden de parels
toch maar bevuilen.
No comments:
Post a Comment